Eerst wat uitleg daarna oefenvragen. 

 

Bij het aanschaffen van duurzame productiemiddelen (middelen die langere tijd meegaan  langer dan 1 jaar) zal je moeten afschrijven. Je mag niet alle kosten van de aanschaf direct van je winst aftrekken. Dit spreiden we daarom over meerdere jaren. (link)

 

Termen bij afschrijven:

Aanschafwaarde: Dit is de prijs exclusief BTW die je hebt betaald voor het duurzame productiemiddel (DPM).

Boekwaarde: De waarde van het productiemiddel op dat moment. (aanschafwaarde minus de afschrijvingen) 

Restwaarde: Waarde die je krijgt voor het DPM op het moment dat je het verkoopt.

Af te schrijven bedrag: Bedrag dat je in totaal gaat afschrijven. (aanschafwaarde - restwaarde)

Afschrijvingskosten: De kosten van het afschrijven per jaar. 

Economische levensduur: De periode dat het DPM rendabel is voor het bedrijf. (hoe lang het product mee gaat in het bedrijf)

Technische levensduur: De tijd dat het product nog kan produceren. 

 

Afschrijven kunnen we op 3 manieren doen. Lineair afschrijven (vast percentage van de aanschafwaarde), percentage van de boekwaarde en de som van de jaargetallen. 

Lineair afschrijven: 
- je deelt het af te schrijven bedrag door de economische levensduur. 
(aanschafwaarde - restwaarde) / economische levensduur = afschrijving per jaar. 

voorbeeld: DPM voor 12.500 gekocht, restwaarde 2.500, levensduur 5 jaar. 
(12.500 - 2.500) = 10.000  10.000/5 =2.500

Je schrijft dus elk jaar 2.500 euro af op dit DPM

 

Vanuit deze berekening kan je ook de afschrijving met een percentage van de aanschafwaarde berekenen. 

Je deelt dan het afschrijvingsbedrag per jaar door de aanschafwaarde om het afschrijvingspercentage te berekenen.  

2.500/12.500 = 0,2 =20%

Je kan dan per jaar de afschrijving berekenen met het percentage van de aanschafwaarde. 

12.500 / 100 X 20 = 2.500 afschrijving per jaar. 

 

Afschrijven met een % van de boekwaarde. 

Bij deze methode schrijf je af met een vast percentage van de boekwaarde. De afschrijvingen per jaar zullen daarom steeds lager worden omdat de boekwaarde elk jaar daalt. 

Voorbeeld: DPM voor 12.500 gekocht, restwaarde 2.500, afschrijvingspercentage 35% (gegeven schatting), economische levensduur 5 jaar. 

jaar 1 zijn de aanschafwaarde en boekwaarde aan elkaar gelijk. 
12.500 / 100 X 35 = 4.375 (af te schrijven bedrag). 12.500 - 4375 = 8125 (nieuwe boekwaarde)
in jaar 2 begin je dus met de nieuw berekende boekwaarde. 

8125 / 100 X 35 = 2843,75  8125 - 2843,75 = 5281,25 (boekwaarde eind jaar 2.

in jaar 3 begin je met de nieuwe boekwaarde.

5281,25 /100 X35 = 1848,44  5281,25 - 1848,44 = 3432,81

Jaar 4

3432,81 /100 X 35 = 1201.48  3432,81 - 1201,48 = 2231,33

Jaar 5 

2231,33 / 100 X 35 = 780,97  2231,33 - 780,97 = 1450,36

 

(in dit voorbeeld is dus eigenlijk je afschrijvingspercentage te hoog. De restwaarde is eind jaar 5 is 2.500. Dat heb je in jaar 4 al gehaald en daarna hoef je dus niet meer af te schrijven. Je schrijft nu elk jaar teveel af en dat gaat ten koste van je winst. Logischer is om te werken met een lager percentage. Het gaat hier vooral om de manier van berekenen.

 

Som van de jaargetallen.

 

De som van de jaargetallen werkt in de basis hetzelfde als de lineaire afschrijvingsmethode. Het grote verschil is dat je vooraf de jaargetallen bij elkaar op gaat tellen en de uitkomst van die som als afschrijvingsperiode neemt. We schrijven dan met de hoogste waarde het eerste af. 

Je telt dus de jaren bij elkaar op. Jaar 1 + jaar 2 enz = som van de jaargetallen. 

dan bereken je de afschrijving: (aanschafwaarde - restwaarde) / som van de jaargetallen = afschrijvingsbedrag.

de afschrijving per jaar doe je door het afschrijvingsbedrag te vermenigvuldigen met het hoogste jaargetal (en dan terugwerken). 

 

voorbeeld: DPM voor 12.500 gekocht, restwaarde 2.500, economische levensduur 5 jaar

stap 1 tel de jaren bij elkaar op. Jaar + jaar 2 + jaar+ jaar + jaar = 15

stap 2 bereken de lineaire afschrijving. 
(12.500 - 2.500) = 10.000  10.000 / 15 jaar = 666,67 (afronding van 666,6666666 enz.)

stap 3  bereken het af te schrijven bedrag per jaar. 

Jaar 1: 666,67 X 5 (hoogste jaargetal) = 3333,35

jaar 2: 666,67 X 4 (eerstvolgende hoogste jaargetal) = 2666,68

jaar 3: 666,67 x 3 (weer het volgende getal) = 2000,01

Jaar 4: 666,67 X 2 = 1333,34

Jaar 5: 666,67 X 1 = 666,67

 

Totaal afschrijving is nu: 3333,35 + 2666,68 + 2000,01 + 1333,34 + 666,67 = 10.000,05 

 

Vraag 1 A

Een bedrijf schaft een bureau-set aan voor 6050 euro. Inclusief 21% btw. De restwaarde bedraagt 20% van de aanschafprijs.

Elk jaar wordt van de boekwaarde 20% afgeschreven.

Bereken de boekwaarde aan het eind van het vierde jaar.

Vraag 1 B

Het bedrijf is nieuwsgierig als ze afschrijven op basis van aanschafwaarde of het verschil erg groot is.

Bereken de boekwaarde als er ieder jaar op basis van aanschafwaarde 20% wordt afgeschreven.

Vraag 2

Een bedrijf heeft een machine met een waarde van 40.000 euro na 3 jaar afschrijven.

De afschrijving is 10% op basis van boekwaarde. Restwaarde is nul.

Bereken de aanschafwaarde exclusief BTW en inclusief BTW.

De Btw is 9%

Vraag 3

Van een kopieerapparaat zijn de volgende gegevens bekend:

Aanschafwaarde 8000 euro

Jaar               afschrijving (afgerond op hele bedragen)

Jaar 1: 1120

Jaar 2:  964

Jaar 3:  830

Jaar 4: 714

Welk afschrijvingssysteem is gebruikt? Leg je antwoord uit met een berekening

Vraag 4

Leg het verschil uit tussen de technische levensduur en de economische levensduur.